- grof
- {{grof}}{{/term}}1 [groot van stuk] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 gros/grosse2 [ruw (bewerkt)] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 brut ⇒ 〈ook figuurlijk〉grossier 〈v.: grossière〉 ⇒ 〈doek, vijl, vezel, zand〉gros3 [bijzonder erg] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 grossier; 〈bijwoord〉 grossièrement4 [in 't groot] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 gros; 〈bijwoord〉 (en) gros♦voorbeelden:1 een zaag met grove tanden • une scie à grosses dentsdie jongen is grof gebouwd • ce garçon est bâti en force2 een grove indeling • une subdivision grossièregrof papier • papier bruteen grof weefsel • un tissu grossiergrof zout • gros seliets grof schetsen • esquisser qc. à grands traits3 grove beledigingen • injures grossièreseen grove leugen • un grossier mensonge(een) grove nalatigheid • (une) négligence impardonnableeen grof schandaal • un vrai scandaleeen grove tegenstelling • un contraste crianteen grof woord • un gros motiemand grof behandelen • traiter qn. grossièrementdat is al te grof • c'est un peu grosnu maakt hij het te grof • maintenant, il y va trop fort4 om grof geld spelen • miser groshet grove werk • les gros travauxgrove winst maken • faire de gros bénéficesgrof spelen • 〈geld〉 jouer gros (jeu)
Deens-Russisch woordenboek. 2015.